Al in mijn jongste jaren was ik bezeten van schepen en watersport. Ik
woonde in Meppel vlak achter de sluis waar gedurende de oorlog en de
eerste jaren erna nog veel binnenschepen, soms nog zeilend!, passeerden.
Samen met mijn vriendje Gerard, die later kapitein werd op de kustvaart, waren
we vaak in de buurt van die sluis in de weer. Mijn ouders hadden een
zomerhuisje aan de Belterwiede waar we de vakanties doorbrachten. Op de
Beulakerwiede maakten we met onze 3 mtr. jol de eerste “oversteken”.
Ik maakte ook veel modellen van zeiljachten. Na de proefvaart (met mijn
nikkelen horloge aan boord als bewijs voor mijn vertrouwen in de
zeewaardigheid) begon ik opgewekt aan het volgende. Eens had ik op een
mooie avond drie modellen voor anker gelegd. Gedurende de nacht nam de
wind toe en ‘s ochtends waren er nog twee, de andere was definitief
verdwenen.
Steeds wanneer ik met de auto bij Roggebotsluis de brug naar Kampen
passeer, denk ik terug aan de keer dat ik met Gerard naar de zeedijk bij
Kampen fietste. We zaten daar, dromend, naar de verre horizon te kijken
om vervolgens innig tevreden terug naar Meppel te fietsen.
Op de M.U.L.O. werden we samen van school gestuurd. Gerard ging varen op
de Kustvaart en ik zat wat aangeslagen thuis. Mijn ouders wisten niet zo
goed wat ze met me aanmoesten. Omdat ik wel aardig kon tekenen en
schilderen kwam ik op de ” Academie Minerva” te Groningen terecht. Daar
ontdekte ik al snel dat de kans om in het onderwijs te belanden vrij
groot was. Vanwege dat vooruitzicht deed ik niet veel meer aan de lessen
maar ik volgde wel, clandestien, de navigatielessen bij de
zeevaartschool in hetzelfde gebouw. Uiteindelijk werd ik bij gratie
toegelaten tot de H.T.S. te Haarlem afdeling Scheepsbouw dankzij
ontwerptekeningen die ik had gemaakt voor een zeiljacht. Voor het eerst
in mijn leven gemotiveerd, rolde ik daar zonder al te veel moeite
doorheen. In die periode waarin ik voor het eerst echt serieus was,
ontmoette ik ook mijn vrouw Elly.
Gedurende mijn militaire diensttijd werd ik zelfstandig aankoper bij de
technische dienst. In een leegstaand gebouw op het kazerneterrein bouwde
ik een open zeiljacht van 6,50 mtr. naar het ontwerp dat ik daarvoor,
ook tijdens mijn diensttijd, had gemaakt. Eenmaal weer vrij mens werd ik
aangenomen als jachtmeter bij het Centraal Bureau voor Watersport. Dat
bracht me binnen in de echte watersportwereld!
We waren intussen getrouwd en woonden op “De Jonge Sake “, een tjalk die
ik intimmerde als woonschip. Aan de tekentafel daar maakte ik in mijn
vrije tijd de eerste ontwerpen o.a. de Schakel (samen met mijn collega
Ger Luijten), de Plevier en de Alkmaardermeer. Open boten van resp.4.5
en 6.0 mtr. De volgende twee jaar werkte ik als (enige) tekenaar bij het
ontwerpbureau Arco b.v. Ik tekende daar een aantal grote jachten o.a.
het motorjacht ”Louise 4” van 28 mtr. en een motorsailer van dezelfde
lengte.
Thuis tekende ik, meest kleine, jachten van plakhout o.a. de Stenvis
(7,6 mtr.), de Felucca (7,2 mtr.) en de Hommel, een trailerbare
bakdekker van 5.9 mtr.
Het eerste jacht in polyester was de Victoire 22. Ik voer er veel
wedstrijden mee. Door mijn medezeilers werd de boot het ”Vlooiendoosje"
genoemd maar we werden er wel "beste van het seizoen1963" mee! We
maakten veel indruk door er in de zwaarste 100-mijlsrace ooit de tweede
prijs mee te winnen, er finishten in onze klasse slechts drie van de 17
deelnemers!
Ook met mijn eerste eigen jacht, de Kustvaarder, een stalen s-spant van
8,20 mtr. won ik daarna een aantal wedstrijden. Na één seizoen moest ik
het jacht echter al verkopen om de zeilen te kunnen betalen. We hadden
intussen twee kinderen en die gingen even voor. Maar al snel daarna ging
de Jantine 1 in aanbouw. Dit was een rondspant van 9,50 mtr., gebouwd
van diagonaal maar evenwijdig aan elkaar genagelde en gelijmde stroken
hechthout (drie lagen) op een systeem van langsspanten en schotten. Deze
methode leent zich heel goed voor amateurbouw en er zijn op deze manier
een behoorlijk aantal jachten in diverse maten ontworpen en gebouwd.
Kustvaarder I
Jantine I
Intussen verschoof het werk zich in deze tijd meer naar het ontwerpen
van eenmalige zeegaande motorjachten en toerzeiljachten. Dat kwam ook
omdat we intussen ook zelf zeiltochten over zee gingen maken met de
familie. Daardoor kreeg ik opdrachten van mensen die daar meer ervaring
mee hadden. O.a.de Senta en Sentijn, de
Bastaert van Campen, de Bylgia
1, het motorjacht Fernbank en Bylgia 2. Van hun ervaringen leerde ik op
mijn beurt weer het nodige.
De gemiddelde grootte van de te ontwerpen jachten nam intussen toe. De
grotere diepgang die daarbij behoort werd door veel opdrachtgevers als
een bezwaar gezien. Ik kreeg kort na elkaar opdracht voor twee
toerjachten met een beperkte diepgang, Quintas en Lavica. Beide jachten
ontworpen voor de bouw in staal. Voor Quintas tekende ik een romp met
een plat vlak om comfortabel droog te kunnen vallen en voor Lavica een
betrekkelijk brede ondiepe ,v-vormige romp, om bij laag water de thuis
haven te kunnen bereiken. Beide met alleen binnenballast en een,
ongeballast, zwaard.
Quintas
Het ontwerp Christine daarna, voor de bouw in aluminium, met als eis:
geschikt voor lange zeereizen en een beperkte diepgang, was voor dit
concept ideaal. Door de lichte romp kon nu bij een matige breedte met
voldoende binnenballast een behoorlijke stabiliteitsomvang worden
bereikt zonder de waterverplaatsing of de breedte te groot te maken.
Sleepproeven bij de TU te Delft lieten op alle koersen goede
zeileigenschappen zien, uiteraard met het accent op de lopende koersen.
Ook bleek het jacht met het zwaard omhoog nog een redelijke voortgang in
de wind te kunnen maken.
Voor mijn volgende twee eigen jachten koos ik dan ook, met het oog op
onze plannen om echt grote reizen te maken, voor dit concept. Met de
Jantine 4 maakten we samen met Dick jr. reizen naar o.a. Spitsbergen
(1982) en een (heel lastige) reis rond IJsland. In 1985 maakte ik samen
met Elly een zomerreis retour U.S.A.
Ik verkocht de Jantine 4 aan een klant die groter wilde en begon meteen
aan een nieuw ontwerp aan de hand van een lijst kleine verbeteringen en
aanpassingen, omdat we het plan hadden er wat langer op te gaan wonen.
Daarom ook, uiteraard, een meter langer op de waterlijn.
Jantine V
Met deze twee jachten, met de laatste het meest samen met Elly, legden
we bij elkaar meer dan 230.000 zeemijlen af, grotendeels in de hogere
breedtes.
In 1986 kwam Dick jr., die zijn opleiding scheepsbouw aan de H.T.S. te
Haarlem intussen had afgerond, bij mij werken.
In 1989 lieten we hem
alleen achter en vertrokken mijn vrouw en ik voor een reis van een jaar.
Mijn vrouw die tot dan toe het meeste van de administratie had gedaan
organiseerde hulp van een bureau omdat daar intussen steeds meer tijd
voor moest worden uitgetrokken.
We voeren naar het voor ons onvoorstelbare! Antarctica en vandaar via de
Falkland eilanden en het Caribische gebied naar o.a.Labrador, Groenland
en met een tussenstop op de Westmanyear eilanden (IJsland) terug.
Thuisgekomen bleek alles in goede orde. Ik werkte vervolgens twee jaar
mee, nu als tekenaar onder de directie van Jr.! Het ging me vrij
moeiteloos af. Wel bleven we die tijd aan boord wonen (Dick woonde en
werkte in ons huis, maar we mochten wel de douche en de wasmachine
gebruiken….!)
In1992 gingen we opnieuw op reis. Deze keer voor een reis rond de wereld
via de Roaring Forties. Na terugkomst is 1994 werkte ik weer mee. We
vonden het moeilijk ons aan te passen aan de intussen voor ons gevoel
nogal veranderde maatschappij. In 1995 gingen we dan ook alweer op reis.
Deze keer in een wat rustiger tempo. We bevoeren de Gambia rivier,
bezochten het Caribische gebied wat uitgebreider, en voeren via het
Panamakanaal naar de westkusten van Mexico, de U.S.A. en Canada. Van
daar zeilde we naar de westkust van Alaska en terug naar Vancouvereiland
waar we in Victoria overwinterden. Na een uitgebreid bezoek daarna aan
de Aloeten voeren we terug via Panama en een groot gedeelte van de
Intracoastel waterway (U.S.A.) Van Georgetown naar Falmouth. We waren
nog wat vroeg en dus zeilden we op ons gemak in dagtochten langs al die
schilderachtige plaatsjes waar we altijd zo nodig langs moesten racen!
Teruggekomen na deze drie jaar, in 1998, ontdekte ik al snel dat mijn
vak zoveel was veranderd (en ik ook) dat het tijd werd om te stoppen. Ik
was intussen 64 jaar.
Het doet me veel genoegen dat Dick en Jolanda de zaak op hun manier
voort zetten. Wel open staan voor de nieuwste ontwikkelingen, maar
kritisch over de "hypes" van deze tijd. De kunst is nu om, met behoud
van het goede, in de pas te blijven en kritisch te zijn t.a.v. de
ontwikkelingen zoals die zich momenteel voordoen. Dick’s grote ervaring
als zeezeiler, zowel als wedstrijdzeiler en als toerzeiler zal hem
daarbij zeker van pas komen.
Voorjaar 2011
|